


Huishoudelijk reglement (HHR 2019)
​
De algemene richtlijnen voorgeschreven door de gemeente Bergen zijn ook van toepassing voor de leden / gebruikers van de huisjes van onze vereniging. Het kan zijn dat de vereniging strengere regels hanteert. Wij wijzen u erop dat in dat geval de regels van de vereniging Jan van Speyk van toepassing zijn boven de regels van de gemeente. Om problemen te voorkomen adviseren wij u ook nota te nemen van de regels zoals opgenomen in het huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement kunt u ook als pdf downloaden door op het icoontje te klikken.
1. Lidmaatschap
1.1. Adreswijzigingen
1.1.1. Adreswijzigingen dienen schriftelijk door het lid, of bij overlijden door diens erfgenamen, aan de secretaris te worden doorgegeven.
1.2. Wijze van toetreding
1.2.1. Een lid, zijnde een natuurlijk persoon van minimaal 18 jaar, kan toetreden tot de vereniging als er een staanplaats vrij komt op het door de vereniging gepachte strand van Egmond aan Zee. In de meest voorkomende gevallen betekent dit: als een lid zijn lidmaatschap heeft opgezegd, dan wel is overleden.
1.2.2. In geval van overlijden hebben de erfgenamen de mogelijkheid het lidmaatschap voort te zetten, zie voor de geldende regels de statuten en het huishoudelijk reglement. Als er geen erfgenaam is die volgens de regels het lidmaatschap kan of wil voortzetten dan wordt het overlijden van het lid beschouwd als opzegging.
1.2.3. Als een lid het lidmaatschap opzegt dan kan de vereniging het lidmaatschap aanbieden aan een wachtlijstlid. De benadering van de wachtlijstleden zal gebeuren door het bestuur of door een lid dat door het bestuur hiervoor is aangewezen. De wachtlijstleden zullen benaderd worden in volgorde van inschrijving op de wachtlijst. Alleen als niemand van de wachtlijst de vrijgekomen staanplaats wil innemen kan iemand die niet op de wachtlijst staat in aanmerking komen voor het lidmaatschap van de vereniging.
​
1.3. Inschrijving, contributie en staangeld
1.3.1. Ieder nieuw lid van de kampeervereniging "Jan van Speyk" dient bij inschrijving een bedrag van €90,- te voldoen.
1.3.2. De contributie aan de vereniging en de kosten voor de staanplaats, gezamenlijk te noemen het staangeld, wordt voor ieder jaar vastgesteld.
1.3.3. Betaling van het staangeld geschiedt uitsluitend op de rekening van de penningmeester van de kampeervereniging "Jan van Speyk".
1.3.4. Het vastgestelde staangeld moet vóór de in dat jaar vastgestelde datum zijn bijgeschreven op de rekening van de penningmeester van de kampeervereniging "Jan van Speyk". Datum van betaling is datum van bijschrijving op voornoemde rekening.
1.3.5. Indien het staangeld niet voor de vastgestelde datum is ontvangen, behoudt het bestuur zich het recht voor het desbetreffende lid te verbieden zijn onderkomen op het strand te plaatsen.
1.3.6. Ingeval een lid structureel te laat aan zijn betalingsverplichtingen t.a.v. het staangeld voldoet, kan het bestuur besluiten dat het lid voortaan het hele bedrag voor de éérste vervaldatum moet voldoen.
1.3.7. Mocht een lid aan het eind van het seizoen niet aan zijn betalingsverplichting (inclusief opgelegde boetebetaling) hebben voldaan, dan is het bestuur gerechtigd het desbetreffende lid te royeren. De betalingsverplichting blijft echter onverminderd bestaan.
​
1.4. Vererving
1.4.1. Art. 8 lid 1 van de Statuten wordt hierbij als volgt uitgebreid met toevoeging aan het eind van lid 1: “ Indien er bij overlijden van het lid geen weduwe, weduwnaar of kinderen zijn, dan wel niet meer in leven zijn om het lidmaatschap te continueren, heeft een der broers of zusters van het gewezen lid het recht om het lidmaatschap te continueren.” Bij toekomstige aanpassing van de statuten zal art. 8 lid 1 met bovenstaande worden uitgebreid.
1.4.2. Ervende leden krijgen bij erving eenmalig de optie om op de oorspronkelijke plaats te blijven staan, dan wel achteraan in de rij aan te sluiten.
​
​
2. Staanplaats
2.1. Algemeen
2.1.1. Elk lid van de vereniging “Jan van Speyk” mag gebruik maken van een plekje op het strand. De zogenaamde “staanplaats”.
2.1.2. Op de staanplaats moet het lid een onderkomen plaatsen dat bestemd is om bewoond te worden als recreatie-verblijf en voor ontspanning.
​
2.2. Gebruik van het onderkomen
2.2.1. Het onderkomen mag enkel gebruikt worden door:
2.2.1.1. Het lid zelf met zijn gezin,
2.2.1.2. Ouders, broers, zusters en kinderen -met eventueel hun gezin- van het lid,
2.2.1.3. Huurders. (zie artikel 4)
2.2.2. Het lid is verplicht medebewoners, bezoekers en / of huurders in kennis te stellen van de voorschriften die door de kampeervereniging "Jan van Speyk" en de gemeente Bergen zijn vastgesteld. Onbekendheid met deze voorschriften ontslaat het lid, bewoner, bezoekers en/of huurder niet van zijn plichten en men kan zich hier niet op beroepen.
2.2.3. Bij overtreding van de voorschriften kan het bestuur en de strandwacht de huurder sommeren het onderkomen voortijdig te verlaten. Eventuele kosten van ontruiming en schade kunnen op het lid worden verhaald.
2.2.4. Het houden van pension in een onderkomen is onder geen enkele voorwaarde toegestaan.
​
2.3. Ruilen van staanplaats
2.3.1. Onderling ruilen van een staanplaats is mogelijk, nadat eerst goedkeuring van het bestuur is gevraagd. Daarna moeten de leden van de onderkomens (aan beide zijden) een schriftelijke verklaring van “geen bezwaar tegen ruilen” afgeven. Het lid dat van plaats wil ruilen is verantwoordelijk voor het verkrijgen van genoemde verklaringen, en om deze bij het bestuur in te dienen.
​
2.4. Overslaan van een seizoen
2.4.1. In geval van bijzondere omstandigheden KAN het bestuur een lid toestemming geven een seizoen over te slaan; dit geeft echter geen ontheffing van de betalingsverplichting.
Het overslaande lid blijft verplicht zijn het staangeld aan de vereniging te betalen.
2.4.2. Het overslaande lid staat toe dat zijn plaats, van het seizoen dat hij overslaat, wordt toegewezen aan een vervanger die op de wachtlijst van de vereniging staat. Alleen indien er een invaller (van de wachtlijst) wordt gevonden, kan restitutie van de kosten van de staanplaats, of een deel daarvan, plaatsvinden, e.e.a. ter beoordeling van het bestuur. De contributie dient altijd betaald te worden zolang men lid blijft van de kampeervereniging “Jan van Speyk”
​
​
3. De wachtlijst en zijn kandidaat-leden
3.1. Algemeen
3.1.1. Een kandidaat-lid zal minimaal 18 jaar oud zijn.
3.1.2. Een ieder die zich wenst in te schrijven als kandidaat-lid van de kampeervereniging
"Jan van Speyk" dient jaarlijks €12,- administratie kosten te betalen.
3.1.3. Jaarlijks ontvangt het kandidaat-lid een uitnodiging voor de ledenvergadering, alsmede een kopie van de geldende wachtlijst en een verzoek tot betaling van de administratiekosten. In bovengenoemd schrijven wordt aangegeven voor welke datum de administratie kosten op de rekening van de penningmeester moeten zijn bijgeschreven. In geval van overschrijding van deze datum volgt onherroepelijke verwijdering van de wachtlijst.
3.1.4. Indien een kandidaat-lid (afkomstig van de wachtlijst) in aanmerking komt om als lid een onderkomen op het strand te plaatsen zal het nieuwe lid achteraan in de rij aansluiten, ook indien een bestaand onderkomen wordt overgenomen.
3.1.5. Indien een kandidaat-lid (afkomstig van de wachtlijst) gevraagd wordt om een plaats in te vullen van een lid dat een jaar over wil slaan, dan dient het kandidaat-lid op de plaats van het overslaande lid te gaan staan.
3.1.6. Aan het toewijzen van deze plaats aan een kandidaat-lid kan het kandidaat-lid geen
rechten doen gelden als zou dit zijn vaste plaats worden. Bij terugkeer van het overslaande lid komt deze plaats automatisch weer beschikbaar voor het overslaande lid.
3.1.7. Het kandidaat-lid wordt indien er nog geen plaats voor hem beschikbaar is weer teruggeplaatst op de wachtlijst onder het rangnummer dat hij had op het moment dat hij als vervanger werd opgeroepen.
​
3.2. Verwijdering van de wachtlijst
3.2.1. Als men niet langer op de wachtlijst wenst te staan, dan voldoet het om de benodigde administratie kosten niet voor de gestelde datum over te maken. Het niet betalen van de jaarlijkse administratie kosten geldt als een wens om van de wachtlijst verwijderd te worden, wat dan ook onherroepelijk gebeurt.
​
3.3. Vererving
3.3.1. De plek op de wachtlijst kan overgaan op een kind van het wachtlijstlid in geval van overlijden van het wachtlijstlid of op uitdrukkelijk verzoek van het wachtlijstlid zelf. In beide gevallen dient dit schriftelijk gemeld te worden bij de ledenadministratie. Bij overlijden dient dit te gebeuren binnen 2 maanden na de overlijdensdatum.
​
4. Verhuur
4.1. Het is een lid toegestaan (al dan niet tegen betaling) het onderkomen te verhuren aan een of meerdere personen met een maximum van 4 weken per seizoen.
4.2. De huurder dient minimaal 18 jaar te zijn.
4.3. Indien het onderkomen verhuurd wordt, dient het lid 2 weken voorafgaand aan de huurperiode een volledig ingevuld en door hem voor akkoord getekend formulier bij de strandwacht in te leveren. Blanco formulieren zijn bij de strandwacht te verkrijgen en is te downloaden van https://www.janvanspeyk.com/verhuren
4.4. Direct na aankomst in het gehuurde onderkomen dienen de huurders zich bij de strandwacht te melden.
4.5. Bij overtreding van de voorschriften kan het bestuur en de strandwacht de huurder sommeren het onderkomen voortijdig te verlaten. Eventuele kosten van ontruiming en schade kunnen op het lid worden verhaald.
4.6. Het lid blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de huurder en zijn bezoekers.
4.7. Er mag pas worden verhuurd nadat het controle formulier van de TVC volledig ingevuld is ingeleverd direct na het opbouwen. Bij niet inleveren van het controle formulier, mag er niet verhuurd worden.
​
5. Gedragsregels en Gemeente- en algemene politieverordeningen
5.1. Algemeen
5.1.1. Uiterlijk 23.00 uur dient er in het kamp volslagen rust te heersen zodanig dat buren en derden hun beoogde nachtrust ongestoord kunnen volbrengen.
5.1.2. Bij eventuele festiviteiten dienen het bestuur, de strandwacht en de naaste buren hiervan -vooraf- op de hoogte te worden gebracht en door het bestuur toestemming te worden verleend.
5.1.3. Indien naar de mening van B & W van de gemeente Bergen of het bestuur sprake blijkt van gedragingen of toestanden die afwijken van het bepaalde in artikel 5 van het huishoudelijk reglement of van de APV, kan de zich daaraan schuldig makende zonder verdere opgaaf van reden onmiddellijk van het strand worden verwijderd.
5.2. Honden
5.2.1. In tegenstelling tot de Algemene Politieverordening van de gemeente Bergen,waarin een geheel of gedeeltelijk verbod voor honden op het strand is geregeld, is het leden, huurders en bezoekers niet toegestaan honden in of bij het onderkomen te hebben.
5.3. Boten
5.3.1. Alle leden en huurders die in het bezit zijn van een (zeil)-boot / catamaran moeten lid zijn van de botenvereniging "de Werf" te Egmond aan Zee en voldoen aan de voorschriften van deze vereniging.
5.3.2. Opslag van boten op het strand mag alleen geschieden op de speciaal daarvoor aangewezen plaatsen.
5.4. Gemotoriseerde voertuigen
5.4.1. Het is leden, huurders en/of bezoekers niet toegestaan zich met een gemotoriseerd voertuig op het strand te begeven, tenzij er toestemming is verleend door het bestuur en de gemeente Bergen
5.4.2. Jaarlijks wordt door de vereniging ten behoeve van de leden 2 pasjes aangevraagd voor het rijden op het strand. Leden die gebruik wensen te maken van de pasjes dienen dit vooraf schriftelijk en met opgaaf van reden aan het bestuur te melden.
5.5. Parkeervergunning
5.5.1. In het dorp Egmond aan Zee geldt betaald parkeren. Leden van de kampeervereniging kunnen in aanmerking komen voor een parkeervergunning die geldig is in een beperkt deel van het dorp. De kosten voor de parkeervergunning worden jaarlijks gelijk met de eerste termijn van het contributie geïnd.
5.5.2. De parkeervergunning is overdraagbaar op de gebruiker / bewoner van het onderkomen, tenzij de gemeente anders beslist.
​
6. Technische bepalingen ten aanzien van de strandhuisjes of caravans
6.1. De inrichting en het gebruik van het onderkomen moet zodanig zijn dat van een mogelijke bewoning kan worden gesproken.
6.2. De breedte moet minimaal 3.00 meter bedragen en mag maximaal 4 meter bedragen voor vaste onderkomens en mag maximaal 3.5m bedragen voor mobiele onderkomens inclusief eventuele steunpoten en andere extra voorzieningen.
6.2.1. Voor een onderkomen dat -aantoonbaar- voor 1974 op het strand stond en en grotere breedte heeft dan onder artikel 6.2 omschreven, kan ontheffing van deze bepaling verleend worden door het bestuur.
6.2.2. De bestaande mobiele onderkomens met een breedte groter dan 3.5m die aantoonbaar voor 2007 op het strand stonden is door het bestuur op artikel 6.2 ontheffing verleend.
6.3. De lengte mag maximaal 9 meter bedragen.
6.4. De hoogte van de zijwanden inclusief bovenzijde dakrand moet minimaal 2.10 meter en mag maximaal 2.60 meter bedragen, gemeten vanaf bovenzijde vloer.
6.5. De dakhelling mag niet meer bedragen dan 15 graden.
6.6. In verband met transport dient de wielbuitenmaat minimaal 2.0m en maximaal 2.4m te bedragen en strekt een tandem as tot aanbeveling.
6.7. Het onderkomen moet uit één begane grondlaag opgebouwd zijn, slapen op een vliering is niet geoorloofd.
6.8. De toegang tot het onderkomen moet aan de zuid-, achter- of voorzijde zijn gesitueerd.
6.9. Alle ramen aan de noordzijde van het onderkomen, met uitzondering van het eerste raam dat zich binnen 2 meter van de voorzijde van het onderkomen bevindt, dient volledig te zijn geblindeerd, eventuele ramen aan de noordzijde dienen gesloten te blijven bij aanwezigheid van de naaste buren.
6.10. De vorm van de onderkomens, plaatsing van ramen/deuren en de afwerking van het dak behoeven de goedkeuring van het bestuur. Van een nieuw te plaatsen of te vervangen onderkomen moet eerst een foto of een bouwtekening aan het bestuur worden voorgelegd ter beoordeling en goedkeuring.
​
​
7. Plaatsing op het strand
7.1. Algemeen
7.1.1. Jaarlijks tijdens de ledenvergadering maakt het bestuur de bouw- en afbreek data bekend.
7.1.2. Het onderhoud aan de buitenzijde moet zodanig zijn dat het geheel een fris en gaaf aanzien heeft.
7.1.3. De onderkomens en erfafscheidingen moeten een deugdelijke constructie hebben en bekleed zijn met deugdelijke materialen.
7.1.4. De opstallen, aanhorigheden en beschoeiingen dienen op de laatste opbouwdag gereed te zijn.
7.1.5. Bij de plaatsing van het onderkomen op het strand dienen de aanwijzingen van de strandwacht en het bestuur van de kampeervereniging "Jan van Speyk" te worden opgevolgd.
7.1.6. Slaaphuisjes, opbergruimtes, steunpoten, privaten, watertanks, gasflessen, kisten, rioleringen, waterafvoeren, zonnecollectoren en andere vaste obstakels mogen niet op het erf van de buren worden geplaatst.
7.1.7. Verrijdbare en/of op wielen geplaatste onderkomens dienen na plaatsing -rondom- te worden voorzien van een deugdelijke afscherming vanaf het zand tot aan de onderzijde van de buitenwanden.
7.1.8. Televisiemasten en/of schotelantennes mogen uitsluitend aan de achterzijde (oostzijde) worden geplaatst, e.e.a. na goedkeuring van het bestuur.
7.2. Plaatsing van het onderkomen
7.2.1. De onderkomens dienen op één lijn te worden geplaatst, waarbij de rechter voorhoek van het onderkomen (noordwest hoek) op de met piketpalen gemarkeerde rooilijn dient te worden geplaatst.
7.2.2. Er is een verplichte brandgang tussen de onderkomens die, op welke manier dan ook, minimaal 1.00 meter dient te bedragen. De brandgang dient aan de zuidzijde te liggen. De verplichte brandgang is ook van toepassing op onderkomens bestemd voor slaap- en/of toiletgebruik als deze aan de zuidzijde worden geplaatst. In dat geval dient er een brandgang van minimaal 1.00 meter te bestaan tussen het hoofdverblijf en het bijgebouw die op het zelfde perceel zijn gesitueerd.
7.2.3. Indien een bijgebouw aan de zuidzijde wordt geplaatst gaan de belangen van de zuidzijde (zuider buren) boven de belangen van de noordzijde.
7.2.4. De positie van de poort mag niet gelijk zijn aan de voorzijde van het onderkomen. Het eerste zij- voorraam van de zuiderburen dient vrij te blijven mits de poort voor het tweede raam (indien aanwezig), of zijdeur van het lid kan staan. De belangen van de noordzijde gaan in deze boven belangen van zuidzijde.
7.3. Voorschoeiing
7.3.1. Het plaatsen van een schoeiing aan de voorzijde is verplicht. Deze moet voldoen aan de eisen welke door het bestuur zijn vastgesteld. Indien de schoeiing afwijkt van de voorgeschreven materialen dient het bestuur hiervan op de hoogte te worden gesteld waarna het bestuur al dan niet goedkeuring zal verlenen.
7.3.2. De voorschoeiing dient goed aansluitend en in lijn met al naastgelegen beschoeiing te worden geplaatst. Indien de naastgelegen beschoeiing ontbreekt dient de voorschoeiing op 2,0 meter van de voorzijde van het onderkomen te worden geplaatst.
7.3.3. Het hoogteverschil tussen twee naastgelegen beschoeiingen mag niet meer bedragen dan 0.20 meter
7.3.4. Materialen waaruit de voorschoeiing dient te bestaan zijn; hout, staal of aluminium. Het gebruik van kunststof is niet toegestaan.
7.3.4.1. Beschotting: Multiplex dik minimaal 18 mm, kwaliteit minimaal exterieur of houten delen of gelijkwaardig., dik minimaal 19 mm en voldoende geklampt.
7.3.4.2. Palen: De palen aan de voorzijde van de schoeiing op een maximale hart op hart afstand van 0,80 meter. Aan de achterzijde van de schotten dient eenzelfde aantal palen te worden geplaatst. Hiervan kan worden afgeweken indien de schotten middels schoren aan de voorste palen zijn verbonden (staaldraden die de schoeiing verbinden met de palen en aan de binnenzijde gemonteerd worden).
7.3.4.2.1. Paaldiameter / doorsnede bij houten palen minimaal (80 x 80 mm) bij gebruik van steigerbuis 48 mm met een minimale wanddikte van 3.2 mm.
7.3.4.2.2. De palen dienen minimaal 1.00 meter in het zand te worden ingegraven, gemeten vanuit de onderzijde van de voorschoeiing.
7.3.4.3. Koppelingen: Alle schotten dienen op een deugdelijke wijze en genoeg/ voldoende te worden gekoppeld aan de palen.
7.3.4.4. Hoogte van de schoeiing, tijdens het opbouwen minimaal 0.80 meter en maximaal 1.00 meter boven strandpeil.
7.3.4.5. De ruimte tussen de voorbeschoeiing en het onderkomen dient tot minimaal 2/3 van de hoogte met zand te worden gevuld, met een minimum van 0.6 meter.
7.3.4.6. De bovenzijde van de vloer van het onderkomen mag niet hoger liggen dan 0.30 meter boven de bovenzijde van de voorschoeiing. Uit combinatie van dit artikel met art. 7.3.4.4 volgt dat het onderkomen nooit meer dan 1.30m boven het strandnivo mag komen te staan. Om dit te kunnen bereiken dienen de wielen eventueel te worden ingegraven.
7.3.4.7. De terrashoogte mag niet hoger zijn dan bovenzijde van de beschoeiing.
7.3.4.8. Gebruik van zandzakken is alleen toegestaan in jute uitvoering.
7.4. Windscherm
7.4.1. Bij elk onderkomen dient het voorterras aan de noordzijde te worden voorzien van een windscherm, met het doorzichtige deel bij voorkeur van kunststof.
7.4.2. Het ondoorzichtige gedeelte van het windscherm mag aan de voor- en noordkant van het onderkomen niet hoger zijn dan 0.75 meter, gemeten vanaf de bovenzijde van de voorschoeiing. Het ondoorzichtige gedeelte van het windscherm mag tot maximaal 1.55 meter boven het strandniveau reiken.
7.5. Schutting achter-noordzijde
7.5.1. Aan de achterzijde van het onderkomen (noordzijde) moet een schutting worden geplaatst, bestaande uit deugdelijke materialen.
7.5.2. De hoogte bedraagt minimaal 1.80 meter en ten hoogste 2.00 meter.
7.6. Achter rooilijn
7.6.1. De achter rooilijn wordt aangegeven door de piketpalen welke zijn uitgezet door de strandwacht of een ander door het bestuur of de strandwacht aangewezen persoon of personen. Als het strand het toelaat zal deze rooilijn op minimaal 11 meter vanuit de voorkant van het onderkomen worden uitgezet.
7.6.2. De eerste bebouwing aan de achterzijde c.q. achter-schoeiing of een ander secondair onderkomen mag de door de piketpalen gemarkeerde rooilijn genoemd in artikel 7.6.1 niet overschrijden. Deze ruimte mag ook niet als opslag worden gebruikt i.v.m. bereikbaarheid waterleiding/brandslang aansluiting
7.6.3. Het is niet toegestaan om zand achter het (prikkel)draad of de piket paaltjes weg te halen en op enigerlei wijze te gebruiken.
7.7. Afbreken
7.7.1. De opstallen, aanhorigheden en schoeiingen dienen tot en met het begin van de onder art 4.1.1 bedoelde afbreekperiode intact te blijven.
7.7.2. Bij het vertrek (afbreken van het onderkomen) dient men de hoofdwaterleiding beerput, waterafvoer, schoeiingen, schuttingen, schermen en eventuele ander obstakels uit het zand te verwijderen.
7.7.3. Hout, afgedankte goederen en dergelijke dienen door het lid zelf van het strand te worden verwijderd, of op/in de daarvoor bestemde karren/containers te worden geplaatst conform de geldende richtlijn met betrekking tot scheiden van afval.
7.7.4. Bij nalatigheid worden de kosten van verwijdering en afvoer bij het betreffende lid in
rekening gebracht.
​
​
8. Winterstalling en transport
8.1. Winterstalling;
8.1.1. Winterstalling van het onderkomen is een zuiver persoonlijke aangelegenheid van het lid. Elke bemiddeling van derden ontheft het lid niet van zijn persoonlijke verplichtingen en verantwoordelijkheden.
8.1.2. Niettegenstaande Art 8.1.1 is de vereniging de verplichting aangegaan tot bemiddeling voor opslag van onderkomens en karren t.b.v. de leden bij dhr B Swart aan de Noordvelderweg 4 en Dhr P. Van Schagen, Herenweg 2 te Egmond Binnen. De stallinglocatie op het verenigingsdeel, wordt door het Bestuur toegewezen. De stallinghouder kan naast de onderstaande regels ook aanvullende stallingeisen opleggen.
8.1.2.1. Oudste rechten hebben voorrang boven nieuwe aanbieders van onderkomens mits aan hun verplichtingen voldaan
8.1.2.2. Betaling van de winterstalling geschiedt uitsluitend op de rekening van de penningmeester van de kampeervereniging "Jan van Speyk".
8.1.2.3. De stallingkosten moeten voor of op de in dat jaar vastgestelde datum zijn bijgeschreven op de rekening van de penningmeester van de kampeervereniging "Jan van Speyk".
8.1.2.4. Indien het bedrag genoemd onder artikel 8.1.2.3 niet voor of op de vastgestelde datum is ontvangen, behoudt het bestuur zich het recht voor het desbetreffende lid met zijn onderkomen geen toegang tot de betreffende winterstalling te verschaffen.
8.1.3. Het lid is verplicht zijn onderkomen aan het einde van het winterseizoen c.q stalling periode te (laten) verwijderen, ook als het lid niet langer gebruik wenst te maken van zijn plaats op het strand. Mocht het lid ondanks schriftelijk verzoek van het bestuur in gebreken blijven, dan is het bestuur gerechtigd het onderkomen op kosten van het lid te laten verwijderen en af te voeren.
8.1.4. Mocht een lid aan het eind van het winterseizoen niet aan zijn betalingsverplichting -inclusief opgelegde boetebetaling- hebben voldaan, dan is het bestuur gerechtigd het desbetreffende lid te royeren. De betalingsverplichting blijft echter onverminderd bestaan
8.1.5. De winterstalling geschiedt geheel voor eigen risico van het lid en de kampeervereniging kan in generlei geval verantwoordelijk gehouden worden voor enige schade ontstaan tijdens de opslag.
8.1.6. Op de winterstalling dienen de onderkomens redelijk waterpas en met blokken goed ondersteund geplaatst te worden. Losse materialen dienen netjes onder het onderkomen te worden opgeslagen.
8.1.7. Indien op de winterstalling locatie geen gasflessen mogen worden opgeslagen dienen de leden zelf zorg te dragen voor opslag. Het niet naleven van deze regel kan tot uitsluiting van stalling op betreffende locatie tot gevolg hebben.
8.1.8. De koolmonoxide-melder en de rookmelder dienen op de winterstalling uitgeschakeld te worden om onnodige overlast te voorkomen.
8.1.9. Onderkomen, karren en bijgebouwen gestald op de in Art 8.1.2 genoemde locaties dienen voorzien te zijn van de naam en telefoonnummer van het lid.
8.2. Transport
8.2.1. Het transport van het onderkomen van en naar het strand is een zuiver persoonlijke aangelegenheid van het lid. Elke bemiddeling van derden ontheft het lid niet van zijn persoonlijke verplichtingen en verantwoordelijkheden.
8.2.2. Voor transport van eigendommen, materialen en onderkomen van en naar het onderkomen op het strand mag men alleen gebruik maken van diegenen die daarvoor de vereiste vergunning van de gemeente Bergen bezitten.
​
9. Brandpreventie en blusmiddelen
9.1. Signalering en gezondheid
9.1.1. Elk onderkomen dient, in opdracht van de brandweer, voorzien te zijn van een rookmelder zodat vroegtijdige branddetectie kan plaatsvinden.
9.1.1.1. Een rookmelder dient altijd aan het plafond bevestigd te worden (warme lucht stijgt op), bij voorkeur in het het midden van de ruimte, maar altijd 50 cm van de muur. Bij een schuin- of puntplafond moet de rookmelder minimaal 30 cm van de nok hangen.
9.1.2. Elk onderkomen met een geiser of koelkast op gas dient, in opdracht van de brandweer, een koolmonoxide-melder in het huisje te hebben om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen.
9.1.2.1. De koolmonoxidemelder moet worden geplaatst volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
9.2. Collectieve brandbestrijdingsmiddelen
9.2.1. Bereikbaarheid van blusmiddelen: Leden op wiens erf een brandkraan en/of brandslang is gesitueerd, dienen er voor te zorgen dat deze brandkraan en/of brandslang te allen tijde bereikbaar zijn.
9.2.2. Op de plaatsten, door het bestuur aangewezen, waar de brandslang komt te staan, is het lid verantwoordelijk dat deze brandslang goed in het zicht en toegankelijk wordt opgesteld. De brandslang dient 14 dagen na de laatste dag van het opbouwen te zijn geplaatst dan wel te zijn aangesloten.
9.3. Individuele brandbestrijdingsmiddelen
9.3.1. De vereniging stelt aan elk lid een 6 kg brandblusapparaat in bruikleen beschikbaar, deze apparaten blijven het eigendom van kampeervereniging "Jan van Speyk". Bij beëindiging van lidmaatschap dient dit apparaat ingeleverd te worden bij het bestuur,waarna het gewezen lid € 48,- borg retour ontvangt.
9.3.2. De brandblusser dient in een kast aan de voorschoeiing te zijn bevestigd waarbij de onderrand van de kast boven de voorschoeiing moet zijn bevestigd.
9.3.3. Bij het zoekraken van de brandblusser, of als deze aan het einde van het seizoen niet opgehaald kan worden, worden de kosten van vervanging aan het desbetreffende lid in rekening gebracht.
9.3.4. Kosten voor een vulling dienen door het lid zelf te worden betaald als de brandblusser is gebruikt.
9.3.5. Het lid blijft te allen tijde verantwoordelijk voor de aan hem in bruikleen gegeven brandblusser.
9.3.6. De brandbluskasten dienen gedurende de winter, in het bezit en onder de verantwoording van het lid te blijven.
​
10. Gootsteen en privaat
10.1. De lozing van gootsteen en privaat dient op eigen terrein te geschieden via een onder het zand te begraven bodemloze kist of vat (met voldoende diepte en capaciteit) welke na afloop van het seizoen geheel verwijderd dient te worden.
10.2. Het is verboden om chemische stoffen zoals bleekmiddel, ammonia, olie e.d via gootsteen , privaat of enigerlei andere wijze te lozen.
11. Vuilnis
11.1. Lid, bewoners en/of huurders dienen ervoor te zorgen dat de vuilniszakken met afvalstoffen in de in hun nabijheid gelegen c.q. opgestelde vuilnisrekken worden geplaatst.
11.2. Vuilnisrekken mogen pas na 17.00 uur op de avond voor de vuilnisophaal dag rechtopgezet worden.
11.3. Alleen vuilniszakken van goede en deugdelijke kwaliteit mogen worden gebruikt.
11.4. Het is ten strengste verboden afvalstoffen op willekeurige plaatsen op het strand of achter de achterschoeiing te deponeren, dan wel onder het zand te begraven. Het is tevens ten strengste verboden afvalstoffen in zee te dumpen.
11.5. De dagen waarop het vuilnis wordt opgehaald, zullen aan het begin van het seizoen worden bekendgemaakt.
​
12. Gas
12.1. Algemeen
12.1.1. Bij de opstelling van gas verbrandende installaties moet voldoende luchttoetreding gewaarborgd zodat een volledige verbranding van het gas gewaarborgd is.
12.1.2. Installaties dienen te voldoen aan NEN 1078: Voorschriften voor aardgasinstallaties; GAVO 1987 Deel 1 Algemeen.
12.1.3. In een ruimte bestemd voor het verblijf van personen mogen geen geisers worden opgesteld indien deze ruimte kleiner is dan 10.0m3.
12.1.3.1. In een badruimte waarvan de inhoud minder bedraagt dan 4.00 m3 of waarvan de hoogte minder bedraagt dan 2.30 meter mogen geen geisers worden opgesteld.
12.2. Gasflessen
12.2.1. Alle gasflessen moeten buiten het onderkomen opgesteld zijn.
12.2.2. Gasflessen mogen nooit worden ingegraven, ingebouwd, onder vlonders of onderkomens geplaatst of liggend worden opgesteld en/of opgeslagen.
12.2.3. Opstelling en opslag van gasflessen dient te geschieden op een goed geventileerde en schaduwrijke plaats.
12.2.4. Nieuw aangekochte gasflessen of opnieuw gevulde gasflessen dienen te zijn voorzien van een verzegeling.
12.2.5. Het aantal gasflessen per onderkomen is gemaximaliseerd tot 4 gasflessen met een maximaal navul gewicht van 10,5 kg per stuk.
12.2.6. Het gebruik van gasflessen met LPG (autogas) of een door een niet erkende gasleverancier gevulde fles is ten strengste verboden.
12.3. Leidingen en slangen
12.3.1. Alle gasleidingen onder het onderkomen of welke op een andere wijze uit het zicht zijn weggewerkt, dienen gemaakt te zijn van koperen leiding met gesoldeerde verbindingen of speciaal hiervoor bestemde knelkoppelingen. Leidingen dienen zodanig te worden vastgezet en beschermd dat kans op beschadiging zoveel mogelijk wordt beperkt.
12.3.2. Propaan gasslangen moeten een goedkeuringsteken dragen en voorzien te zijn van een “Replace Before”-datum of een productiedatum. De slangen mogen niet ouder zijn dan de aangegeven datum bij “Replace Before” of niet ouder dan 5 jaar na de productiedatum. Slangen zonder GIVEG goedkeuring dienen op eerste aanzegging vervangen te worden. Andere soorten gasslangen als bedrijfsgasslangen, zuurstofslangen of ander soort hogedrukslangen zijn niet toegestaan.
12.3.3. De gasslangen zoals genoemd in artikel 12.3.2 mogen niet langer zijn dan 2 meter.
12.3.4. Alle aansluitingen met rubber propaan gasslang dienen voorzien te zijn van deugdelijke slangklemmen welke goed zijn aangedraaid.
12.3.5. Bij de technische controle dient het lid zorg te dragen voor goede bereikbaarheid van de slangen en slangklemmen. Eventueel aftimmer/afdek materiaal dient door het lid op verzoek van de technische commissie (tijdelijk) te worden verwijderd.
12.4. Gasdrukregelaar
12.4.1. Drukregelaars, ongeacht de uitvoer, moeten voorzien zijn van en productie datum en mogen niet ouder zijn dan 5 jaar, tenzij sprake is van ernstige oxidatie, dan dienen ze eerder te worden vervangen. Drukregelaars zonder productiedatum zijn niet toegestaan.
12.4.2. Drukregelaars dienen conform de richtlijnen (gaatje naar onder) te worden gemonteerd.
12.5. Geiser
12.5.1. De geiser moet geschikt zijn voor propaangas. De geiser moet zijn goedgekeurd en voldoen aan de eisen welke door de overheid en gemeentelijke instanties zijn vastgesteld of zullen worden vastgesteld.
12.5.2. De inpandige geiser moet aangesloten zijn met een vaste koperen leiding tot buiten het onderkomen. In de koperen leiding net voor de geiser dient een gaskraan te zijn geplaatst.
12.5.3. Bij gebruik van een ombouw om de geiser dient de ombouw van onder en van boven voorzien te zijn van voldoende ventilatie om zodoende een goede luchttoevoer voor verbranding en afvoer van rookgassen te kunnen waarborgen.
12.6. Afvoer
12.6.1. Alle geisers , kachels en van alle elektrische ventilatie systemen (zoals afzuigkap en toilet ventilatie) moeten een afvoerkanaal door het dak naar buiten hebben.
12.6.2. De ronde afvoerpijpen dienen van aluminium of RVS te zijn en moeten dubbelwandig
zijn uitgevoerd i.v.m. brand gevaar aan plafond/dak en voor de benodigde trek. De afvoerbuis van de mechanische ventilatie van het toilet mag in kunststof worden uitgevoerd.
12.6.3. De kap van de afvoerpijp dient minimaal 0.25 meter boven de nok van het dak uit te steken.
12.6.4. De dubbelwandige afvoerpijp van geiser en kachel moet worden uitgevoerd met een daarvoor geschikte valwind beschermer volgens de voorschriften van GIVEG.
​
13. Water
13.1. Hoofdleiding
13.1.1. De hoofdwaterleiding is een koppeling van vele kortere stukken. Het geheel is verbonden door koperen koppelstukken welke met klemverbindingen bevestigd zijn. Door trekken of verplaatsen kan schade aan de leiding of de koppelingen worden toegebracht wat tot lekkage kan leiden. Het is dan ook niet toegestaan om, anders dan dan bij het aansluiten van de eigen waterleiding, aan de hoofdwaterleiding te zitten.
13.1.2. Het is niet toegestaan om de hoofdwaterleiding gedurende het opbouwen, afbreken en gedurende het seizoen te belasten door er materialen op te leggen.
13.1.3. Het is niet toegestaan om tijdens het opbouwen of gedurende het seizoen de hoofdwaterleiding te verplaatsen.
13.1.4. Aan het eind van het seizoen bij het afkoppelen van de eigen waterleiding is het blootleggen van de hoofdwaterleiding in de duinen achter het onderkomen verplicht, om het werk van het opruimen van de hoofdwaterleiding te vergemakkelijken.
13.2. De eigen wateraanvoer
13.2.1. De waterleiding vanaf de hoofdleiding naar het onderkomen dient te zijn uitgevoerd in ethyleen met passende en daartoe bestemde koppelingen kranen e.d.. (Kiwa goedgekeurd).
13.2.2. Het lid dient tussen de kraan op de hoofdleiding en de eigen waterleiding een eigen terugslagklep te plaatsen.
13.2.3. De eigen waterleiding dient met minimaal een 0.50 meter speling aangesloten te worden op de hoofdleiding.
13.2.4. De waterleidingen naar het hoofdverblijf dienen goed te worden doorgespoeld indien het hoofdverblijf enige tijd niet is gebruikt.
​
14. Electrische voorzieningen
14.1. Algemeen
14.1.1. Onder elektrische voorziening wordt verstaan alle apparatuur die dient om elektriciteit (gelijk en/of wisselspanning) op te wekken (zonnepanelen, omvormer) , transporteren (kabels, snoeren, klemmen e.d.) op te slaan (accu) , te beveiligen (zekeringen, maximaal schakelaar) en te schakelen (schakelaars, stopcontact, wandcontactdozen).
14.1.2. Onder elektrische verbruikstoestellen worden verstaan lampen en elektrische huishoudelijke apparatuur.
14.1.3. Het is het lid vrij om binnen zijn onderkomen elektriciteit te gebruiken.
14.1.4. Het gebruik van een aggregaat is verboden.
14.1.5. Let erop dat bij gebruik van een 220 Volt circuit in het onderkomen dit moet voldoen aan NEN1010 en moet zijn aangelegd door een erkend installateur.
14.1.6. Bij 12 of 24 volt (gelijkstroom) moeten kabels van voldoende dikte worden gebruikt in verband met de warmte ontwikkeling in de kabel.
14.2. Zonnecollectoren
14.2.1. Zonnecollectoren en bijbehorende elektrische installaties moeten volgens voorschrift van de fabrikant worden geïnstalleerd en / of gekeurd en dienen elk jaar te worden nagelopen op corrosie en slechte contacten.
14.2.2. Laadregelaars moeten vrij zijn opgesteld; ze mogen niet worden afgedekt en moeten goed kunnen ventileren.
14.2.3. Ze moeten voorzien zijn van een eigen zekering.
14.3. Accus's
14.3.1. De elektrische installatie moet zijn voorzien van een adequate zekering zodat het voorkomen van overbelasting van de leiding gewaarborgd is. De zekering moet worden opgenomen in de leiding zo dicht mogelijk bij de accu, maar nooit verder dan 0,5 m.
14.3.2. Accu’s moeten worden opgesteld in een voldoende geventileerde ruimte, doch niet in dezelfde (kast)ruimte als de geiser.
14.3.3. Accupolen mogen niet in contact kunnen komen met vreemde voorwerpen. De polen moeten afgedekt/beschermd zijn.
14.3.4. Aansluitingen van bedradingen moeten voorzien zijn van, volgens voorschrift bevestigde, ogen en stekkers. De bedrading moet de gevraagde hoeveelheid ampères goed kunnen geleiden, zodat geen warmte op zal treden.
14.4. Omvormers
14.4.1. Omvormers moeten vrij zijn opgesteld; ze mogen niet worden afgedekt en moeten goed kunnen ventileren.
14.4.2. Ze moeten voorzien zijn van een eigen zekering.
14.5. Buitenverlichting
14.5.1. Buitenverlichting in de poort en aan de voorzijde van het onderkomen is niet toegestaan.
14.5.2. Achter het onderkomen is alleen tijdelijke verlichting toegestaan, die is alleen bedoeld om de weg naar toilet of het slaaphuis te vinden, mits deze de buren aan de noord– en de zuidzijde niet hindert.
​
15. Slotbepalingen
15.1. Het Bestuur, de Technische Commissie of de strandwacht is niet aansprakelijk voor eventuele schade, in welke vorm dan ook, aan- of ontstaan door het onderkomen, noch aan het onderkomen van derde voortvloeiende uit het wel of niet naleven van de regels gesteld in dit huishoudelijk reglement.
15.2. Het Bestuur, de Technische Commissie of de strandwacht is niet verantwoordelijk noch aansprakelijk voor eventuele schade aan het onderkomen of dat van derde, als gevolg van technische gebreken die tijdens de controle niet zijn geconstateerd.
15.3. Het bestuur c.q. zijn vertegenwoordigers of de strandwacht moet te allen tijde in de gelegenheid worden gesteld om controle op de naleving van de voorschriften, als hier omschreven in artikel 1 t/m 14, uit te oefenen.
15.4. In gevallen waarin de voorschriften niet voorzien, beslist het bestuur.
15.5. In gevallen van discussie, onenigheid of onduidelijkheid beslist het bestuur.
15.6. Het bestuur is gemachtigd leden te schorsen c.q. te royeren, die zich aan de reglement onttrekken, respectievelijk waarschuwingen van de strandwacht en/of bestuur negeren. Een en ander geldt speciaal voor die punten welke betrekking hebben op de veiligheid van alle leden van de kampeervereniging "Jan van Speyk".
​